Werkvormen voor Ondersteuning:
A. Wie doet wat waarom?
(Hiermee kun je ingeslepen gewoontes, taken en werkverdelingen opfrissen. En zonodig herverdelen)
Het verdelen van de taken, klussen en klusjes van een rekenkamer tussen de leden en de ondersteuning is soms
heel eenvoudig, maar leidt soms ook tot dingen die altijd blijven liggen. En soms doen mensen dingen waar ze
niet zo goed in zijn, maar wat nu eenmaal moet.
Je kunt dat als volgt met elkaar onder de loep nemen:
- iedereen krijgt een stapel post-it’s en schrijft elke taak of klus die hij of zij doet op een losse
post-it: van notuleren tot onderzoekers achter de broek zitten, van parafen zetten tot een opzet schrijven,
van koffie drinken met de griffier tot de voorbereiding van de jaarlijkse raadspresentatie, etc.
- teken dit kwadrant op een groot bord of flipover
- laat iedereen daar zijn/haar post-it’s erop plakken.
- bespreek met elkaar wat je ziet en denkt:
- Zijn er taken die “links onderin” zitten? Hoe komt dat?
- Kunnen we de taken “rechts bovenin” vaker doen?
- Kunnen we elkaar helpen om de taken “links onderin” niet langer te hoeven doen? Wat is daarvoor
nodig?
- Wat betekent de plek van een taak voor jou? En voor je collega’s? En voor de mensen voor wie je jouw
werk doet (raadsleden, inwoners, …)?
- Kun je taken aan de linkerkant “ombuigen” naar de rechterkant? Wat is daarvoor nodig?
- Waar zitten de overeenkomsten en verschillen tussen ons?
- Welke beeld van de visie en missie van de organisatie ontstaat er door dit gesprek?
- En tot slot: welke concrete acties verbinden we aan dit gesprek?
Zo kun je komen tot een zinvolle taakverdeling; zowel tussen leden onderling als tussen leden en
ondersteuning. En wellicht blijkt dat jullie meer of juist wel minder ondersteuning nodig hebben.
B. Negen keer waarom
(Hiermee achterhaal je wat de leden en secretaris/onderzoeker doen voor de rekenkamer en hoe belangrijk ze die werkzaamheden echt vinden. Daarmee kun je daarna de taken beter (ver)delen).
Je geeft allemaal antwoord op de vraag: ‘Wat doe je als je werkt aan een rekenkameronderzoek?’ Iedereen maakt een lijstje van activiteiten. Vervolgens vraag je door: ‘Waarom is dat belangrijk voor je?’ en blijft vragen ‘Waarom? Waarom?’. Daarmee ga je door tot je echt niet meer verder kunt. Zo krijg je de diepere bedoeling van het werk naar boven.
Je begint met vragen in een duo, allebei vijf minuten. Daarna voeg je duo’s samen tot kwartetten. Als de groep groter is dan vier, voeg je de groepjes daarna nog eens samen. In de grote groep is de vraag om het samen te brengen: ‘Als dit allemaal belangrijk is voor ons, wat betekent dit voor onze onderlinge taakverdeling (inclusief ondersteuning)?
(Bron: Liberating structures)